

Pieters, de banketbakker, was die dag evenals op andere zondagen een paar uur open. 1 november - Allerheiligen - was toen nog een verplichte algemene zondag. ‘De verjaardagen van Dies op 1 november werden altijd op prettige wijze gevierd. In zijn memoires wijdt hij een deel aan een verjaardagsfeest: Zijn naam werd vereeuwigd door de schrijver J.J. Herinneringen van Antoon SpilĪntoon Spil is bij velen bekend binnen de bakkerijbranche. Als gevolg van deze reclamecampagne werd op 30 april 1979 aan koningin Juliana een grote beschuit met een doorsnede van 70 cm en belegd met 700 aardbeien aangeboden ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag.

Een jaar later ontwikkelde men samen met de beschuitindustrie de tekst: 'LEKKER MET LEKKER: beschuit met aardbeien. In 1969 lanceerde het Centraal Bureau voor Groente en Fruit een landelijke actie met als slogan: 't Is elke dag verjaardag met aardbei en beschuit. De soezen werden allengs vervangen door slagroomgebakjes. In Zeeland was het vroeger de gewoonte als speciale delicatesse Parijse soezen met bitterkoekjes te presenteren tijdens een verjaardag. Deze werden - belegd met rookvlees - op verjaardagen en partijen gegeten. Zeeuwse Rotjes waren vierkante, zeer dunne sneetjes brood die twee maal gebakken werden zodat ze hard en knapperig waren. De oudste verwijzing naar een dergelijk Vlaams verjaardagsgeschenk dateert uit 1684. De ouders van de jongen lieten deze peperkoeken harten bij de bakker maken. De peperkoeken waren soms zo groot als het raam zelf en werd door de jongen aangeboden die een oogje op het meisje had. De meisjes van 12 jaar legden dan hun geschenken voor het raam zodat iedereen kon zien wat ze gekregen had. In Vlaanderen kregen de jarige kinderen onder andere grote peperkoeken. In Amsterdam werden Amsterdamse korstjes gebruikt. In Nijmegen werd een peperkoek op de arm gebonden waarin vriendjes mochten happen. In Groningen kon men dan dikwijls de vraag horen: ‘Bust al 'ebondene? (Hebben ze je al een koek opgebonden?)’ Volgens hen werd in Friesland een recht stuk koek, een streepkoek, gebruikt. Volgens de dames Dresselhuys kregen met name kinderen die nog niet naar school gingen in het noorden en oosten van ons land een koek op de arm gebonden. Daar werd geen krakeling maar een geschenk op de arm gebonden, een gebruik dat men deelde men de Friezen. Volgens de auteurs verwees deze traditie naar het gewijde brood dat men at rondom de Vastentijd.ĭit gebruik – ‘besteken’ genoemd – stond in Groningen bekend als ‘bestrikken’. Zij melden echter dat jongens met roze linten werden versierd en meisjes met een blauw lint. Volgens de Vlaamse auteurs van ‘Banket, een zoete zaligheid’ werd de krakeling in ons land samen met een meitak op de arm gebonden. Het opbinden van een krakeling op de arm van een kind kende men vroeger in meer delen van Nederland. De krekkels werden gevormd met behulp van een krekkelplank, bij voorkeur gesneden uit doornenhout. Het was een brosse, rechthoekige koek van ongeveer 6 bij 13 cm groot. Het woord ‘krekkel’ kan vertaald worden als krakeling maar heeft niets weg van de traditionele ringvorm of gesloten vorm. Soms bond men ook net zoveel krekkels op de arm als het kind in jaren oud was geworden. De krekkel mocht pas de volgende dag worden opgegeten.

Dit gebruik werd toegepast bij kinderen tot 7 jaar. Tot circa 1940 had men daar de gewoonte om jarige kinderen een krekkel of krakeling op de rechterarm te binden met een blauw lint voor de jongens en een roze of witte strik voor de meisjes. Een typisch verjaardagsgebruik deed zich onder andere voorin Enschede, de zelfbenoemde Krekkelstad.
